de asielzoeker (Lienen)
dan, met zijn hoofd op een steeltje voorover gebogen knikkenbolt hij starend naar zijn nieuwe sneakers fel rood gepunt met vette zolen heeft hij schoorvoetend vaste grond onder zijn zolen hij kijkt niet op onder zijn zwarte kapsel schittert schichtig iets van een oogopslag zijn baard grijst al vanaf zijn slapen het tobben schijnt hem goed af te gaan pal voor het betreden van de openbare weg staakt hij in de beweging werpt een blik omhoog om geluid van kraanvogels op te vangen die zuidwaarts trekken naar als het ware welkom overwinteringsoord waartoe het najaar wenkt fronst op de wenkbrauwboog lijkt zichtbaar zich af te vragen of hij vluchten hier is verleert er wordt beweert dat hij iets zoekt al ging hij op de vlucht om het vinden wat hij hier zo vreselijk mist