Ik loop over zilverschone paden omgeven door wilgenroosstruwele bermen met opgeheven berenklauw gebald de knuisten doorwaadbare graslanen omgeven dagpauw fraaie zandogen tonen opgetogen icarusblauw vlinderachtig schoon mij de hemelbogen waar een zweem van lichtgrijze nevel omtrent de waterloten platgetreden poelen de wolken spiegelen in schitterend koolwit van zwevende wereldvreemde wezens die zonaanbeden neervleien op halm en twijg en ik zwijgend mij weet omgeven door niet aflatende vogelzang en azuurblauwe juffers weekend wentelend in zomerse dagen getooide pracht.